Artikel 41 Koolmonoxide gehalte bij stationair toerental
1. De uitlaatgassen van personenautos, bedrijfsautos en bussen met een verbrandingsmotor met
elektrische ontsteking mogen bij stationair toerental en op bedrijfstemperatuur zijnde motor, niet meer
koolmonoxide bevatten dan:
a. 4.5 % vol. koolmonoxide, indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1973, maar
voor 1 oktober 1986;
b. 3.5 % vol. koolmonoxide, indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 september 1986, maar
voor 1 juli 2002;
c. 0.5 % vol. koolmonoxide, indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1985 maar
voor 1 juli 2002 en het voertuig is uitgerust met een brandstofdoseringssysteem, dat de
mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte van de
uitlaatgassen;
d. 0.3 % vol. koolmonoxide, indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 juni 2002;
e. 1.5 % vol. koolmonoxide, indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1973 maar
voor 1 juli 2002 en het voertuig volgens een aantekening in het kentekenregister voor dat voertuig,
wordt gevoed door een al dan niet tot vloeistof verdicht gas;
f. 0.5 % vol. koolmonoxide, indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 juni 2002 en blijkens een
aantekening in het kentekenregister voor dat voertuig, wordt gevoed door een al dan niet tot vloeistof
verdicht gas.
Bij het vaststellen van het koolmonoxidegehalte mag het tweede cijfer achter de komma buiten
beschouwing worden gelaten.